Cervicale radiculopathie behandeling met fysiotherapie of een halskraag
23-08-2013
Cervicale radiculopathie is een veel voorkomende aandoening gekenmerkt door nekpijn die uitstraalt naar de armen en vingers overeenkomstig de betrokken dermatomen. Op grond van klinisch onderzoek kunnen verminderde spier- peesreflexen; gevoelsstoornissen of motorische spierzwakte met dermatomale / myotomale patroon gevonden worden. De diagnose wordt voornamelijk op basis van klinische verschijnselen gesteld. MRI onderzoek van de cervicale wervelkolom toont meestal de oorzaak van de radiculopathie klachten, waarbij veelal sprake is van spondylarthrosis of een discus herniatie.
Methode
Een prospectief gerandomiseerd onderzoek is gedaan onder 205 patiënten die minder dan een maand symptomen en tekenen hadden van cervicale radiculopathie. Het tijdsverloop van de pijnvermindering is geregistreerd bij drie verschillende groepen patiënten in een periode van 6 weken. Patiënten uit alle drie de groepen mochten pijnstillers gebruiken.
De controle groep bestond uit patiënten die werd geadviseerd zo veel mogelijk de dagelijkse activiteiten voort te zetten en af te wachten.
De interventiegroep bestond uit twee groepen. De fysiotherapiegroep werd behandeld op basis van ‘graded actvity’ oefentherapie met als doel krachtopbouw van de diepe nekmusculatuur gedurende 6 weken, twee maal per week. Tevens werd geadviseerd thuis te oefenen. De halskraaggroep kreeg het advies de gehele dag een halfharde halskraag te dragen over een periode van drie weken en daarnaast zo veel mogelijk rust te nemen. De volgende drie weken werd geadviseerd de halskraag steeds minder te dragen, waarna na zes weken het advies was om de halskraag niet meer te dragen.
Primaire uitkomstmaten waren arm- en nekpijn op een 100 mm visueel analoge schaal (VAS) en de Nek Disability Index (NDI) gedurende 6 weken.
Resultaten
De armpijn verminderde in de controlegroep met 3 VAS-mm/week (19 VAS-mm in 6 weken). In de interventiegroepen was de armpijnscore significant verminderd ten opzichte van de controle groep. De extra pijnvermindering in de interventiegroepen was 12 VAS-mm in zes weken. Voor de nekpijnscore was een significante afname te zien van 2,4 VAS-mm/week in de fysiotherapiegroep en een significante afname van de 2,8 VAS-mm/week voor de halskraaggroep.Nekpijn verminderde niet significant in de controlegroep.
De NDI scores van halskraaggroep was significant verbeterd in vergelijking met de controlegroep. De extra wekelijkse verandering in de fysiotherapiegroep vertoonde een vergelijkbaar patroon, maar was niet significant verschillend van die van de controlegroep. Vergeleken met de controlegroep gaf alleen behandeling met de halskraag een significante verbetering op de NDI.
Na zes maanden hadden de meeste patiënten slechts beperkte of geen pijn. De mediaan pijnscore voor pijn in de arm was nul. Mediaan scores voor nekpijn waren 10-20 mm. De pijnscores in de twee interventiegroepen verschilde niet van die van de controlepatiënten na zes maanden.
Conclusie
In de eerste 6 weken gaven zowel een halfharde halskraag als fysiotherapie relevante extra afname van arm- en nekpijn vergeleken met een afwachtende beleid bij patiënten met recent ontstane cervicale radiculopathie. In: Kuijper et. al., BMJ 2009
F&W Case Report 2017; 2: 1
Samenvatting
Achtergrond: er is weinig bekend over de manueel therapeutische behandeling bij patiënten met lage rug- en heuppijn in...
F&W Expert Opinion 2024; 2: 1
Inleiding
Chronische obstructieve longziekte (COPD) is wereldwijd een belangrijke oorzaak van ziekte en sterfte, met een economische en...