Brief VvAA: 5 argumenten tegen wetsvoorstel over keuzevrijheid in de zorg
02-07-2014
1. Deugdelijkheid is discutabel
Vanuit het oogpunt van deugdelijkheid en haalbaarheid van de (nieuwe) wetgeving is het ten zeerste de vraag of het voorstel van wijziging van artikel 13 op termijn houdbaar is. Het wijzigen van artikel 13 betekent de facto dat het recht van alle burgers om altijd te kunnen kiezen voor de eigen zorgverlener of -instelling wordt afgeschaft. Vorig jaar heeft het Europese Hof van Justitie vastgesteld dat het recht op het kunnen kiezen van een eigen advocaat – ook in het geval een verzekeraar een zogenaamde natura-rechtsbijstandverzekering biedt – een grondrecht is, ook al kan de burger zelf besluiten om voor een dergelijke verzekering te kiezen. Het lijkt vanzelfsprekend dat een burger ook zijn eigen zorgverlener moet kunnen kiezen, zéker als hij of zij de verplichting heeft om daarvoor een verzekering af te sluiten, zoals het geval is in Nederland. Het is daarom aannemelijk dat het Europese Hof te zijner tijd zal beslissen dat het wetsvoorstel in strijd is met het Europees recht.
Het recht om te allen tijde te kunnen kiezen voor de eigen zorgverlener is een fundamenteel recht van iedere burger. Het is niet voor niets zo, dat het huidige artikel 13 het zogenaamde ‘hinderpaalcriterium’ wordt genoemd. De huidige tekst borgt dat een patiënt ook in het geval dat diens zorgverzekeraar geen overeenkomst heeft gesloten met een zorgverlener waarvoor de patiënt heeft gekozen, toegang moet kunnen houden tot deze zorgverlener.
2. Onaanvaardbare machtsvergroting van een kleine groep spelers
Door het wijzigen van artikel 13 komt er een onevenredig grote marktmacht te liggen bij een beperkt aantal partijen. De markt voor zorgverzekeraars wordt gekenschetst als een oligopolie. Het is nu al zo dat vier grote partijen circa 90% van de markt in handen hebben, direct of indirect via labels die weliswaar als merk los worden gepositioneerd maar die direct en voor alle activiteiten vallen onder een van de vier grote partijen. Bij het wijzigen van artikel 13 gaat de zorgverzekeraar zonder enige beperking en zonder formeel publiek toezicht anders dan van AFM en DNB – die feitelijk alleen toezicht houden op de financiële en verzekeringstechnische activiteit – bepalen welke zorg nog vergoed wordt. Dat zorgt ervoor dat een publieke taak, relevant voor alle Nederlandse burgers, straks in handen komt van slechts vier private partijen. Dat is vanuit democratisch perspectief onuitlegbaar en onaanvaardbaar.
3. Er wordt geen gehoor gegeven aan de maatschappelijke weerstand
Er is, zoals u waarschijnlijk weet, al sprake van een grote maatschappelijke weerstand bij veel partijen in een breed speelveld en bij de Nederlandse burgers tegen deze voorgenomen wijziging. Inmiddels is er een petitie aan de Vaste Kamercommissie van VWS overhandigd met meer dan 130.000 handtekeningen. Om aan de maatschappelijke kritiek tegemoet te komen, heeft de minister te kennen gegeven dat de keuze van patiënten niet zal worden beperkt, maar dat het keuzeaanbod van zorgverzekeringen zal worden uitgebreid. Volgens de minister wordt de wet zo gewijzigd, dat verzekerden bij het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst de keuze kunnen maken of zij vrije keuze van zorgverlener belangrijk vinden. Volgens de minister kunnen mensen die de kosten van de verzekeringspolis belangrijker vinden dan een vrije keuze daarvoor bewust kiezen. Natuurlijk is dit geen uitbreiding van keuzemogelijkheden. De polissen die de minister noemt bestaan feitelijk al en er is tot nu toe weinig animo voor (BS Health Consultancy, 2014). Feit is dat met het wetsvoorstel de keuze van verzekerden met een naturapolis – een polis die 80% van de Nederlandse burgers op dit moment heeft – wordt beperkt, al naar gelang de verzekeraar daartoe besluit en de verzekerde voor een dergelijke polis kiest.
4. De wetswijziging bewerkstelligt een geringere solidariteit tussen verzekerden Verreweg de meeste verzekerden zijn geen patiënt. En verreweg de meeste mensen weten nu al niet welke soort verzekering zij hebben (Motivaction, 2013). Het is niet aannemelijk dat verzekerden zich in alle gevallen bewust zijn van de gevolgen van een keuze voor de door de Minister als ‘budgetpolis’ bestempelde zorgverzekering. Als de wetswijziging wordt doorgevoerd, hangt het sterk van de verzekeringspolis – en van de persoonlijke financiële situatie - af of iemand nog zelf voor zijn of haar zorgverlener of -instelling kan kiezen. “Daarnaast is het van belang te beseffen dat een belangrijk onderdeel van het medische proces – en de kwaliteit van de zorg - wordt gevormd door de relatie tussen zorgverlener en patiënt. En deze relatie komt door de voorgestelde wijziging sterk onder druk te staan. Het gaat er immers ook om of de (inmiddels) patiënt zich bij de zorgverlener comfortabel en/of vertrouwd voelt. Daarvoor is keuzevrijheid om ergens te blijven of om weg te gaan, essentieel voor alle partijen.
In het kader van vertrouwen: de minister heeft toegezegd – als gevolg van de eisen van de oppositie – tegemoet te komen aan de wens wel te kunnen blijven kiezen voor een zorgverlener die aansluit bij religieuze overtuigingen of godsdienstige gezindte. Zorgverzekeraars hebben bij monde van Zorgverzekeraars Nederland aangegeven dit principieel onjuist en praktisch onuitvoerbaar te vinden. Dat betekent dus eigenlijk dat niet aan de voorwaarden van de Tweede Kamer kan worden voldaan.
5. De voorgestelde kostenbesparing berust op drijfzand
De indruk is gewekt dat met de wijziging een grote besparing zou kunnen worden gerealiseerd. De besparing is tot op heden echter nergens onderbouwd, nog los van de vraag waar die besparing terechtkomt.
De voorgestelde wijziging beoogt dat de zorgverzekeraar bij niet gecontracteerde zorg geen enkele vergoeding meer hoeft te betalen en dat patiënten, willen ze toch de behandeling laten verrichten door de niet-gecontracteerde zorgverlener, deze zelf moeten betalen. In dat geval zal de drempel voor verreweg de meeste patiënten zo hoog worden, dat die de lijn van de zorgverzekeraar zullen volgen en zullen kiezen voor de gecontracteerde zorgverlener of -instelling. Die – wil die zorg goedkoper worden ingekocht zodat er sprake is van een besparing – dus voor meer dan 20 tot 30 procent goedkopere zorg zal moeten aanbieden dan thans het geval is. Een dergelijke prijsverlaging bij minder aanbieders lijkt niet voor de hand te liggen. De vraag naar zorg of naar bepaalde behandelingen neemt immers niet af.
Er is thans wel al sprake van een beperking: de zorgverzekeraar kan besluiten bij naturapolissen niet alle kosten te vergoeden, maar op grond van de huidige wettekst ‘een redelijk bedrag’ te vergoeden. Dat betekent dat de patiënt ofwel een bijbetaling moet plegen van (in de praktijk) circa 20 tot 30 procent van de kosten, ofwel dat de zorgverlener of -instelling ervoor kiest de bijbetaling bij de patiënt niet te claimen. In beide gevallen is dus nu al een besparing voor de zorgverzekeraar mogelijk bij niet gecontracteerde zorg die een positief effect zou kunnen hebben op de premie.
Brief van de VvAA aan de Eerste Kamer, 1 juli 2014
Fysiotherapie Wetenschap
Politiek
Zorgverzekeraar