Samenvatting
Farmacologie is onderdeel van de
body of knowledge and skills van de Nederlandse fysiotherapeut en farmacologie dient volgens het Studierichtingsoverleg Fysiotherapie (SROF) en het KNGF onderwezen te worden op iedere opleiding tot fysiotherapeut in Nederland. Hoeveel uren farmacologie fysiotherapeuten denken te hebben gehad tijdens hun opleiding en of dit rijmt met de Nederlandse norm vormt het leeuwendeel van onderstaand onderzoek.
Inleiding
De Nederlandse fysiotherapeut heeft zich ontwikkeld tot een onafhankelijke zorgverlener, die zonder verwijzing van een arts zijn beroep mag uitoefenen. Deze toename van professionele volwassenheid en autonomie gaat gepaard met een toename van professionele verantwoordelijkheid. Zonder de rugdekking van de arts die een verwijzing uitschrijft voor een fysiotherapeutische behandeling is de fysiotherapeut aangewezen op zijn eigen kennis en vaardigheden om tekens en symptomen te interpreteren. Dit vraagt van de Nederlandse fysiotherapeut ook specifieke kennis die valt binnen het domein farmacologie, aangezien veel patiënten ook medicijnen gebruiken. Medicijnen kunnen o.a. bijwerkingen veroorzaken, waaronder musculoskeletale, neurologische, dermatologische, cardiovasculaire en respiratoire klachten. (1) Tevens kan het gebruik van bepaalde medicijnen behandelrisico’s met zich meebrengen of een contra-indicatie zijn voor bepaalde therapieën. (2) Het lijkt dan ook geen overbodige luxe dat farmacologie (als één van de ondersteunende vakken) is opgenomen in het ‘Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied fysiotherapeut’ van 1997 in het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. (3) Maar ook ons beroepsprofiel Fysiotherapeut uit 2014 (4) geeft aan dat farmacologie onderdeel behoort te zijn van de
body of knowledge and skills voor Nederlandse fysiotherapeuten, door hiervoor te verwijzen naar het National Diploma Supplement National Transcript Fysiotherapie (NDSNTF) uit 2008. (5) In het NDSNTF staat farmacologie vermeld als een vak die opgenomen hoort te zijn binnen het Fysiotherapie onderwijs en waarvan de omvang binnen de opleiding 448 uren behelst (5). In het begin van 2017 heb ik brieven gestuurd naar iedere opleiding fysiotherapie om te vragen hoe deze uren verwerkt worden binnen de opleiding. Iets meer dan een maand later stond in de FysioPraxis te lezen dat de nieuwe NDSNTF was uitgekomen waarin de 448 uren farmacologie veranderd was in 28 uren farmacologie. (6) Wanneer we de twee NDSNTF-documenten vergelijken o.b.v. het aantal uren waarin specifieke vakken binnen het Fysiotherapie onderwijs voorkomen, dan is met de nieuwe uitgave van de NDSNTF alleen farmacologie drastisch teruggezet in uren (massagetherapie komt helemaal niet terug in de nieuwste publicatie, maar is naar alle waarschijnlijkheid geïntegreerd in het ‘nieuwe vak’ manuele verrichtingen) (Tabel 1).
Volgens de twee NDSNTF-documenten hebben afgestudeerden van de academische jaren 2005-2006 tot 2012-2013 binnen hun opleiding 448 uren farmacologie onderwezen gekregen. Voor afgestudeerden van de academische jaren 2016-2017 tot 2022-2023 geldt slechts nog 28 uren farmacologie per opleiding. Ook wordt er in beide NDSNTF-documenten ‘Basisbegrippen biochemie i.r.t.: werking geneesmiddelen’ genoemd als één van de vier onderwerpen die aan bod komt binnen het vak scheikunde, waar 56 uren voor staat tijdens de studie tot fysiotherapeut. (5) (7) Wanneer we nu (een deel van de) scheikunde meerekenen, kunnen we ervan uitgaan dat tijdens de opleiding tot fysiotherapeut dus respectievelijk meer dan 448 uren of meer dan 28 uren farmacologie wordt onderwezen. Echter, ik zelf, mijn stagiaires en mijn naaste collega’s hebben allemaal het idee géén of nauwelijks farmacologische kennis op te hebben gedaan tijdens onze studie tot fysiotherapeut. Deze tegenstrijdige situatie heeft geleid tot de volgende vragen:
Hoofdvraag :”Komt het aantal uren farmacologie op de opleiding tot fysiotherapeut zoals beschreven in de beide NDSNTF-documenten, overeen met het aantal uren farmacologie op de opleiding tot fysiotherapie zoals geschat door Nederlandse fysiotherapeuten?”
Deelvraag 1:”Hoeveel uren farmacologie denkt de fysiotherapeut te hebben genoten tijdens zijn opleiding tot fysiotherapeut?”
Deelvraag 2:”Hoeveel uren farmacologie denken de fysiotherapeuten, afgestudeerd vóór 2005, te hebben genoten tijdens hun opleiding tot fysiotherapeut?”
Deelvraag 3:”Hoeveel uren farmacologie denken de fysiotherapeuten, afgestudeerd in de jaren 2005 t/m 2015, te hebben genoten tijdens hun opleiding tot fysiotherapeut?”
Deelvraag 4 :”Komt het aantal geschatte uren farmacologie, voor fysiotherapeuten die afgestudeerd zijn in de jaren 2005 t/m 2015, overeen met het aantal uren farmacologie zoals beschreven in het desbetreffende NDSNTF-document?”
Deelvraag 5:”Hoeveel uren farmacologie denken de fysiotherapeuten, afgestudeerd in de jaren 2016 t/m 2018, te hebben genoten tijdens hun opleiding tot fysiotherapeut?”
Deelvraag 6:” Komt het aantal geschatte uren farmacologie, voor fysiotherapeuten die afgestudeerd zijn in de jaren 2016 t/m 2018, overeen met het aantal uren farmacologie zoals beschreven in het betreffende NDSNTF-document?”
Methode
Een korte enquête is voorgelegd aan Nederlandse fysiotherapeuten, gerekruteerd uit cursisten van de cursus ‘Farmacologie voor fysiotherapeuten’ (11 respondenten), via LinkedIn (32 respondenten) en via WhatsApp (34 respondenten). Drie andere fysiotherapeuten hebben tevens hun medewerking verleend aan dit onderzoek. In totaal komt dit op 80 respondenten. Alle fysiotherapeuten die hebben deelgenomen aan het onderzoek is gevraagd om antwoord te geven op een drietal vragen:
-
Hoeveel uren farmacologie schat je te hebben gehad tijdens je opleiding tot fysiotherapeut?
-
In welk jaar ben je afgestudeerd?
-
Waar heb je de opleiding tot fysiotherapeut genoten?
De fysiotherapeuten die benaderd zijn via LinkedIn komen uit de persoonlijke lijst met ‘connections’ van de auteur. Alle fysiotherapeuten in deze persoonlijke lijst zijn hiervoor benaderd. De fysiotherapeuten die benaderd zijn via WhatsApp komen uit de persoonlijke lijst met ‘contacten’ van de auteur. Alle fysiotherapeuten (en alle fysiotherapeuten i.o. die al hun lessen van de opleiding hebben afgerond) in deze persoonlijke lijst zijn hiervoor benaderd. In het totaal heeft dit geleid tot 80 respondenten. Fysiotherapeuten die hun opleiding buiten Nederland hebben genoten zijn niet meegenomen in het onderzoek. Ook respondenten die geen aantal uren vermelden in hun antwoord, maar antwoorden zoals ‘niet veel’ of ‘een paar’ zijn geëxcludeerd voor verwerking. Voor respondenten die aan hebben gegeven ‘tussen de …. en de …. uren’ is een gemiddelde genomen tussen de twee uiterste waarden die vermeldt is in hun antwoord. De H0 (nulhypothese) wordt gesteld als: ”Het aantal uren farmacologie op de opleiding tot fysiotherapeut zoals aangegeven in de beide NDSNTF-documenten is gelijk aan het aantal uren die fysiotherapeuten denken te hebben gehad tijdens hun opleiding tot fysiotherapeut”. De Ha (alternatieve hypothese) luidt: ”Het aantal uren farmacologie onderwezen op de opleiding tot fysiotherapeut zoals aangegeven in de beide NDSNTF-documenten is niet gelijk aan het aantal uren die fysiotherapeuten denken te hebben gehad tijdens hun opleiding tot fysiotherapeut”. De tachtig antwoorden op de vraag “Hoeveel uren farmacologie schat je te hebben gehad tijdens je opleiding tot fysiotherapeut?”, zijn verwerkt met behulp van Excel 2007 en uitgezet in tabellen en visueel weergegeven in box-plots. Met behulp van c2-tests is onderzocht of de H0 verworpen kan worden. Hierbij is gebruik gemaakt van de Social Science Statistics-website om een p-waarde te genereren uit de verkregen c²-waardes. (8) Er is hierbij gekozen voor een kritieke waarde (significance level) van 0,05.
Resultaten
100% van de 80 respondenten gelooft minder dan 448 uren farmacologie te hebben gehad tijdens zijn/haar opleiding fysiotherapie (Tabel 2). Slechts 1 respondent geeft aan meer dan 28 uren farmacologie te hebben gehad tijdens zijn/haar opleiding tot fysiotherapeut. Om precies te zijn geeft deze aan 30 uren farmacologie te hebben genoten tijdens zijn/haar opleiding. Bij berekening blijkt dit punt te behoren tot één van de uitbijters binnen de data. Van de mensen die in de jaren 1971 t/m 2004 zijn afgestudeerd geeft 80,8% aan geen farmacologie te hebben gehad tijdens de opleiding. Voor de mensen die in de jaren 2005 t/m 2015 zijn afgestudeerd bedraagt dit 72,2% en voor de mensen die in de jaren 2016 t/m 2018 zijn afgestudeerd bedraagt dit 30%. Honderd procent van de afgestudeerden in de jaren 2005 t/m 2018 geeft aan minder dan 28 uren farmacologie te hebben genoten. Gemiddeld gezien geloven de mensen die zijn afgestudeerd in de jaren 1971 t/m 2004 dat ze 0,96 uren (mediaan=0 uren) farmacologie hebben gehad. De mensen die zijn afgestudeerd in de jaren 2005 t/m 2015 denken dat ze 1,67 uren (mediaan=0 uren) farmacologie hebben gehad en diegenen die afgestudeerd zijn in de jaren 2016 t/m 2018, denken dat ze 3,5 uren (mediaan=2,75 uren) farmacologie hebben gehad tijdens hun opleiding tot fysiotherapeut (Tabel 3 & Fig 1). Wanneer we het gemiddelde voor de gehele populatie berekenen, dan komen we uit op 1,63 uren (mediaan=0).
In alle onderzochte tijdsvakken komt de waarde van het 3e kwartiel nooit boven de waarde van 5 uit (Fig 1). In het tijdsvak 1971 t/m 2004 is het 3e kwartiel zelfs gelijk aan 0 en zijn alle waardes boven 0 uitbijters.
De geschatte uren farmacologie van de fysiotherapeuten die afgestudeerd zijn in de jaren 2005 t/m 2015 en die van de fysiotherapeuten die afgestudeerd zijn in de jaren 2016 t/m 2018 zijn significant lager (p < 0,00001) dan zoals aangegeven in de NDSNTF-documenten (Tabel 4). In rij 3 van tabel 4 zijn de twee bovenliggende groepen samengevoegd om het aantal antwoorden van de c²-test te vergroten. Zelfs wanneer we, zoals in rij 4 van tabel 4 te zien, deze twee groepen fysiotherapeuten bij elkaar optellen en uitgaan van 28 uren als verwachte waarde, is het geschatte aantal uren farmacologie tijdens de opleiding tot fysiotherapeut significant lager dan zoals aangegeven in het NDSNTF-document van 2017 (p < 0,00001). De diverse p-waardes zijn verkregen door de c²-scores, de bijbehorende vrijheidsgraden en het significantie level in te vullen in een online ‘p-waarde uit c²-scores’-calculator. (8)
Discussie
Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken hoeveel uren farmacologie er daadwerkelijk onderwezen wordt op de opleidingen tot fysiotherapeut en of dit aantal uren klopt met het aantal uren die in de NDSNTF-documenten staan. Het moge duidelijk zijn dat voor het gros van de voormalig studenten geldt dat ze het idee hebben weinig tot geen uren farmacologie te hebben gehad tijdens hun opleiding tot fysiotherapeut. Tevens laat dit onderzoek duidelijk zien dat de exorbitant hoge 448 uren farmacologie nooit een serieus doel is geweest voor de opleidingen aangezien deze waarde bij lange na niet aan de orde komt. Maar ook de correctie van het aantal uren farmacologie van 448 naar 28 die kort na mijn briefwisseling met de opleidingen plaatsvond valt niet rijmen met de geschatte waardes van de respondenten. Het aantal uren farmacologie die mijn respondenten denken te hebben genoten tijdens hun opleiding kan natuurlijk afwijken van de daadwerkelijke aantallen uren farmacologie die de opleidingen hebben aangeboden. Desalniettemin denk ik dat het verschil tussen geobserveerde data en verwachte data zo groot is dat deze niet kan worden genegeerd. Hetzelfde geldt voor de onderzoekspopulatie grootte. De omvang van de onderzoekspopulatie is mager, maar ook hier wil ik de geobserveerde data benadrukken die bij lange na niet lijkt op de verwachte data. Mede door de kleine populatie van respondenten valt hier niet te zeggen of de uitslagen van dit onderzoek landelijk zijn of dat deze conclusies slechts betrekking hebben tot één of een beperkt aantal opleidingen. De antwoorden op de vraag:”Waar heeft u uw opleiding tot fysiotherapeut genoten”, is dan ook niet verwerkt omdat hier geen bruikbare gegevens uit voortkomt. Randomisatie heeft onvoldoende plaatsgevonden aangezien de respondenten uit specifieke bronnen zijn verkregen en verder had de onderzoekspopulatie zich bij voorkeur moeten beperken tot de academische jaren van afstuderen waarop de NDSNTF-documenten betrekking hebben. Zij het verre van perfect, geeft deze publicatie wel een reden voor verder onderzoek gezien het grote contrast tussen de geobserveerde en verwachte data. Daarbij vind ik het verontrustend dat Nederlandse fysiotherapeuten, die in toenemende mate werken met patiënten met comorbiditeiten en polyfarmacie, wellicht onvoldoende kennis hebben van de implicaties die dit heeft voor het fysiotherapeutisch handelen. Een positieve ontwikkeling vind ik de toenemende interesse die vervolgopleidingen hebben in het vak farmacologie, zoals de Master Fysiotherapie in de Geriatrie en de Anderhalvelijnszorg, die beide door de SOMT worden aangeboden. Wanneer fysiotherapeuten meer leren over medicijngebruik en de implicaties hiervan op het fysiotherapeutisch handelen zal dit zeker een positief effect hebben op de patiëntveiligheid en de doelmatigheid van zorg. Hierom lijkt me een herziening van de NDSNTF-documenten en een controle van de eisen die de hogescholen Fysiotherapie zichzelf hebben opgelegd via het SROF op zijn plaats. Het KNGF zou ik willen aanbevelen om zich ook over dit onderwerp te buigen, aangezien de NDSNTF-documenten door het SROF en het KNGF samen worden uitgegeven.
Hendrik van der Velde werkt als fysio-, manueeltherapeut in Gezondheidscentrum Het Want te Franeker. Hij is auteur van het boek Fysiotherapie en medicatie en verzorgt samen met emeritus prof. Fred Schobben de lessen farmacologie voor fysiotherapeuten bij de SOMT.
1. Goodman CC, Snyder TE.
Differential diagnosis for physical therapists screening for referral . 4e editie. St. Louis : Saunders, 2007.
2. Velde, Hendrik van der.
Fysiotherapie en medicatie. 1e editie. Houten : Bohn Stafleu van Loghum, 2016.
3. Nederlandse Overheid.
Besluit van 13 oktober 1997, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de fysiotherapeut.
Overheid.nl. [Online] 18 november 1997. [Citaat van: 6 mei 2018.] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1997-516.html.
4. Vries, Cor de, et al.
KNGF Beroepsprofiel Fysiotherapeut. KNGF. Amersfoort : sn, 2014.
5. Studierichtingsoverleg Fysiotherapie (SROF) en Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF).
National Diploma Supplement and National Transcript Fysiotherapie. 2008.
6. Diploma-erkenning in het buitenland. Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF). [red.] Mieke van Dalen. Amersfoort : KNGF, juni 2017, Fysiopraxis, Vol. 26, p. 7. ISSN 0927-5983.
7. Koninklijk Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en het StudieRichtingsOverleg Fysiotherapie (SROF).
National Diploma Supplement en National Transcript. Amersfoort : sn, 2017.
8. Jeremy Stangroom. P Value from Chi-square Calculator.
Social Science Statistics. [Online] 2019. [Citaat van: 1 september 2019.] https://www.socscistatistics.com/pvalues/chidistribution.aspx.
9. Chartered Society Of Physiotherapy. UK physiotherapists first in the world to prescribe medicines.
World Confederation for Physical Therapy. [Online] 24 juli 2012. [Citaat van: 3 september 2019.] https://www.wcpt.org › sites › wcpt.org › files › files.
10. American Physical Therapy Association. Official Statement. The Role of Physical Therapists in Medication Management. [Online] http://www.apta.org/uploadedFiles/APTAorg/Payment/Medicare/Coding_and_Billing/Home_Health/Comments/Statement_MedicationManagement_1026.