Effectiviteit van mechansiche tractie als non-invasieve behandelmethode voor carpaletunnelsyndroom in vergelijking met gebruikelijke zorg.
F&W 2017; 9: 1
Dr. Margreet Meems, Prof. dr. Victor Pop
Inleiding
Carpaletunnelsyndroom (CTS) is een neurologische aandoening waarbij de nervus medianus is bekneld ter hoogte van de carpale tunnel. Dit leidt tot symptomen van doofheid, tintelingen en soms pijn in de hand(en). De symptomen uiten zich voornamelijk in de eerste drie vingers van de hand en de radiale zijde van de ringvinger en ontstaan meestal ’s nachts. (1) CTS komt vaak voor: de prevalentie in de algemene populatie is ongeveer 5%. (2) De diagnose van CTS is voornamelijk gebaseerd op patiënt-gerapporteerde klinische symptomen. CTS wordt meestal conservatief behandeld wanneer de klachten nog maar kort bestaan of mild zijn. De meest gebruikte conservatieve behandelingen zijn een polsspalk of steroïde injectie in de carpale tunnel. Beide behandelopties zijn effectief op korte termijn, maar bewijs voor effect op de lange termijn is schaars. (3) Een CTS operatie, waarbij het carpale ligament gekliefd wordt, is de enige behandeling die effectief is op lange termijn. Het is echter een invasieve methode en 30% van de patiënten ervaren aanhoudende symptomen, operatieve complicaties of een terugkeer van de symptomen. (4) Mechanische tractie uitgeoefend op de pols is een veelbelovende, conservatieve behandeloptie voor CTS.
Methode
We hebben een randomized controlled trial uitgevoerd waarbij het effect van mechanische tractie van de pols als non-invasieve behandeling voor CTS is onderzocht onder CTS patiënten van een polikliniek Neurologie van het VieCuri Medisch Centrum in Venlo/Venray. In totaal werden 181 volwassen CTS patiënten (N = 181, gemiddelde leeftijd 58.1 (13.0) jaar, 67% vrouw) geïncludeerd. Alle patiënten hadden een klinische CTS diagnose, welke was bevestigd door middel van elektrofysiologisch onderzoek. Deelnemers werden gerandomiseerd in één van de twee groepen: interventie (mechanische tractie) of de controle groep (gebruikelijke zorg). Deelnemers in de interventie groep kregen 12 behandelingen met mechansiche tractie gedurende zes weken. Tijdens deze behandeling oefent het tractieapparaat (Phystrac type GR 10) herhaaldelijk trekkracht uit op de pols met behulp van een gewicht. In de controle groep kregen deelnemers in de meeste gevallen een polsspalk, steroïde injectie of een operatie, of werd een afwachtende benadering gehanteerd als de klachten nog niet ernstig genoeg waren. Deelnemers in beide groepen vulden vragenlijsten in bij de start van het onderzoek en na 3 en 6 maanden, waaronder de Boston Carpal Tunnel Questionnaire (BCTQ). De BCTQ meet de ernst van de symptomen en mate van functionele beperking in CTS patiënten. (5)
Resultaten
Na 6 maanden was de gemiddelde BCTQ score (ernst van de symptomen en functionele beperking) significant gedaald ten opzichte van de start van het onderzoek in beide groepen (p <.001), maar er was geen verschil tussen de groepen. Patiënten in de controle groep ondergingen echter vaker een operatie: In de interventie groep was op dat moment 28% van de patiënten geopereerd, ten op zicht van 43% in de controle groep (χ2 (1, N = 181) = 4.40, p = .036). Mechanische tractie heeft een aantal voordelen. Het is non-invasief: patiënten ervaren over het algemeen geen pijn of ongemak van de behandeling en kunnen hun dagelijkse bezigheden blijven doen. Patiënten met bilaterale symptomen kunnen behandeld worden aan beide handen tijdens dezelfde sessie en de behandeling kan door middel van de gewichten en het aantal sessies worden aangepast aan de behoefte van individuele patiënten. Wanneer mechanische tractie niet effectief is, is een operatie alsnog een optie.
Discussie
Behandeling voor CTS met mechanische tractie resulteerde in significant minder operaties na 6 maanden.
In Nederland wordt ongeveer 25% van de patiënten met een klinische CTS diagnose doorverwezen door de huisarts naar een polikliniek neurologie. (6) De overige patiënten worden behandeld door hun huisarts of krijgen geen behandeling. Mechanische tractie zou geschikt kunnen zijn voor deze patiënten omdat het non-invasief is en een laag risico met zich mee draagt. Operatieve behandeling wordt gezien als de meest effectieve optie, maar sommige patiënten geven aanvankelijk een voorkeur aan conservatieve behandeling, wat ook meer kosteneffectief kan zijn. Voor het lange termijn effecten van mechanische tractie is echter verder onderzoek nodig.
Referenties
1. Dawson DM. Entrapment neuropathies of the upper extremities. New Engl J Med. 1993; 329: 2013-8.
2. Gerritsen AA, de Vet HC, Scholten RJ, Bertelsmann FW, de Krom MC, Bouter LM. Splinting vs surgery in the treatment of carpal tunnel syndrome: a randomized controlled trial. JAMA. 2002;288:1245-51.
3. Huisstede BM, Hoogvliet P, Randsdorp MS, Glerum S, van Middelkoop M, Koes BW. Carpal tunnel syndrome. Part I: effectiveness of nonsurgical treatments--a systematic review. Arch Phys Med Rehabil. 2010;91:981-1004.
4. Bland JD. Treatment of carpal tunnel syndrome. Muscle Nerve. 2007;36:167-71.
5. Leite JC, Jerosch-Herold C, Song F. A systematic review of the psychometric properties of the Boston Carpal Tunnel Questionnaire. BMC Musculoskelet Disord. 2006;7:78.
6. Peters-Veluthamaningal C, Winters JC, Groenier KH, Meyboom-de Jong B. Randomised controlled trial of local corticosteroid injections for carpal tunnel syndrome in general practice. BMC Fam Pract. 2010;11:54.